In de Masterclass ‘Zoönosen in de infectieziektebestrijding’ worden we door de wereld van zoönosen rondgeleid door Florien Dusseldorp, André Meeske en Sabiena Feenstra (LCI Landelijke Coördinatie Infectieziektebestrijding (onderdeel RIVM) (Landelijke Coördinatie Infectieziektebestrijding (onderdeel RIVM))/RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu)) en Ingrid Keur (NVWA Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit )). In deze Masterclass wordt oa de zoönosestructuur besproken, de rollen van het RIVM, de NVWA en GGD Gemeentelijke gezondheidsdiensten (Gemeentelijke gezondheidsdiensten )-en, de samenwerking tussen deze partijen en er worden twee praktijkcasussen besproken.

Bekijk de masterclass nu op YouTube

NB: In het filmpje kun je kiezen om naar één van de onderwerpen te gaan, klik hiervoor op 'Teaser' (rechts naast play knop) en de onderwerpen van de masterclass verschijnen aan de rechterkant in beeld.

Zoönosenstructuur

De zoönosenstructuur staat voor een humaan-veterinair geïntegreerde risicoanalyse-structuur, vanaf de eerste signalering van zoönosen tot en met de bestrijding ervan. In de risicoanalysestructuur zijn samenwerkingsvormen uitgewerkt (signalering, beoordeling en risicomanagement). Deze zijn analoog aan de wijze waarop de risicoanalyse bij humane infectieziekten is georganiseerd. De risicoanalysestructuur moet het mogelijk maken zoönotische signalen adequaat te herkennen en op te volgen en, voor zover nodig, tijdig op te schalen. In alle schakels van de structuur zijn veterinaire en humane experts vertegenwoordigd, waar nodig aangevuld met deskundigen voedselveiligheid. Zie: Risk analysis structure brochure ;  Nationaal actieplan versterken zoönosenbeleid 2022-2026 en Plan van aanpak versterken zoönosebeleid.

Binnen de zoönosenstructuur vindt samenwerking en communicatie plaats tussen de verschillende multidisciplinaire organisaties om bovenstaande doelstelling te bereiken. Signalen kunnen vanuit verschillende bronnen afkomstig zijn. De interdisciplinaire One Health-aanpak van zoönosen maakt onderdeel uit van een convenant tussen de  GGD Gemeentelijke gezondheidsdiensten (Gemeentelijke gezondheidsdiensten ), de NVWA en het  CIb Centrum Infectieziektebestrijding (onderdeel van het RIVM) (Centrum Infectieziektebestrijding (onderdeel van het RIVM)) en is opgenomen in een aantal uitvoeringsprotocollen.

De zoönosenstructuur is schematisch weergegeven in figuur 1.

figuur 1. Schema zoönosenstructuur. Bekijk deze figuur als pdf.

De structuur bestaat uit de volgende overleggen:

  • Signaleringsoverleg Zoönosen (SO-Z)
    Het Signaleringsoverleg Zoönosen brengt de mogelijke zoönotische signalen bijeen vanuit zowel de veterinaire als de humaan-medische hoek. Na de eerste beoordeling van signalen kan er zo nodig een responsteam zoönose gevormd worden. Het Signaleringsoverleg Zoönosen vindt maandelijks plaats.
     
  • Afstemmingsoverleg Zoönosen (AO-Z)
    Bij een afstemmingsoverleg bespreken deskundigen van het RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu) een bepaalde infectieziekte en de verspreiding ervan. Soms zijn hierbij ook artsen van een GGD aanwezig of andere experts. Een afstemmingsoverleg vindt vaak meerdere keren plaats.
     
  • Responsteam Zoönosen (RT-Z)
    Het Responsteam Zoönosen beoordeelt het signaal, op verzoek van het Signaleringsoverleg Zoönosen, en adviseert aan o.a. de directeur van het CIb over maatregelen om verspreiding van ziekte te voorkomen, mogelijke interventies, diagnostiek, behandeling en communicatie.
  • Outbreak Management Team Zoönosen (OMT-Z)
    Het Outbreak management team Zoönosen brengt bij ernstige zoönostische dreigingen advies uit aan de directeuren-generaal (DG’s) van de ministeries van VWS Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport) en LVVN (Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur) over risico-inschatting, managementopties en risicocommunicatie.
  • Deskundigenberaad Zoönosen (DB-Z)
    Het Deskundigenberaad Zoönosen geeft wetenschappelijk advies naar aanleiding van een aantal vooraf opgestelde vragen. Het Deskundigenberaad Zoönosen kan worden ingezet bij een complex probleem, maar dat niet een acute bedreiging vormt.
  • Bestuurlijk afstemmingsoverleg Zoönosen (BAO-Z)
    Het Bestuurlijk afstemmingsoverleg Zoönosen beoordeelt de door het Outbreak management team Zoönosen geadviseerde maatregelen op bestuurlijke haalbaarheid en wenselijkheid. Om te zorgen dat het Bestuurlijk afstemmingsoverleg Zoönosen op de hoogte is van alle overwegingen die tot maatregelen leiden worden vertegenwoordigers van patiëntenverenigingen en de betrokken veehouderijsector uitgenodigd om hun inbreng te leveren in het Bestuurlijk afstemmingsoverleg Zoönosen. Zij zijn echter niet betrokken bij de directe advisering.

Signaleren, melden en respons

Voor een aantal zoönosen geldt een meldingsplicht bij een bevoegde autoriteit. Deze meldingsplicht geldt ook voor bij wet bepaalde dierziekten, ziekteverwekkers en ziekteverschijnselen. Zowel bij een mogelijke verdenking als bevestiging op een zoönose dienst deze binnen een bepaalde termijn gemeld te worden bij de bevoegde autoriteit afhankelijk van de ziekte categorie. 

Humane artsen zijn, op basis van de Wet Publieke Gezondheid (WPG) , verplicht een aantal infectieziekten te melden bij de GGD.
Dierenartsen zijn, op basis van de Wet dieren, verplicht een aantal dierziekten te melden bij de NVWA.
Naast humane artsen en dierenartsen zijn, afhankelijk van de wettelijke bepaling, andere betrokkenen (bijvoorbeeld dierenhouders en laboratoria) verplicht melding te doen bij een mogelijke verdenking op een zoönose en/of bevestiging van een aantal infectieziekten. Ook bedrijfsartsen moeten (infectie) ziekten opgelopen tijdens het werk melden bij het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten (NCvB).

Handige links:

GGD’en worden veelvuldig benaderd door particulieren, zorgverleners en instellingen met vragen over infectieziekten. Ook hieruit kunnen bestrijdingsmaatregelen voortvloeien. Als het om (zoönotische) infectieziekten gaat die mogelijk via voedsel of dier contact zijn verspreid, kan de GGD contact opnemen met de NVWA om de bron van een besmetting op te sporen en waar mogelijk weg te laten halen. Waar nodig vindt verdere afstemming plaats met de inhoudelijk deskundigen over bronopsporing. Bronopsporing moet ook worden opgevat als een passieve surveillance die uitsluitsel geeft over welke zoönotische agentia onder dieren in Nederland circuleren. De reden hiervoor is dat dieren vaak geen ziekteverschijnselen vertonen wanneer zij besmet zijn met zoönotische micro-organismen terwijl deze wel een bron van humane infecties kunnen zijn.  Meer informatie over de samenwerking van infectieziektebestrijding op regionaal niveau: Regionale ondersteuning infectieziektebestrijding.

Onderstaande figuren geven het meldingenproces weer van infectieziekten in de humane gezondheidszorg als de meldingen van dierziekten.

 

Schema 1. Melding van infectieziekten in de humane gezondheidszorg.

Schema 2. Melding van besmettelijke dierziekten.

Voor een aantal zoönosen geldt een meldingsplicht en voor een aantal daarnaast ook een bestrijdingsplicht. Houders van dieren en betrokkenen (zoals dierenartsen en veterinaire laboratoria) zijn, op basis van de Wet Dieren en de Europese Diergezondheidsverordening, verplicht een aantal dierziekten en zoönosen (of een vermoeden daarvan) te melden bij de NVWA. De melding moet gedaan worden bij de NVWA bij het Landelijk meldpunt dierziekten. Zie schema 2. Op grond van de Diergezondheidsverordening zijn de meldingsplichtige dierziekten ingedeeld in de categorieën A, B, C, D en E. Voor enkele dierziekten (categorieën A en B) geldt daarnaast ook een wettelijke bestrijdingsplicht. In dit geval mag de bevoegde autoriteit veterinaire maatregelen opleggen. De belangrijkste reden om een ziekte bestrijdingsplichtig te maken, is de noodzaak van bestrijdingsmaatregelen om gezondheidsschade bij mens en dier op korte en/of lange termijn te voorkomen. Daarnaast kunnen internationale verplichtingen aan de bestrijdingsplicht ten grondslag liggen.

Naast de categorieën meldingplichtige dierziekten die in de uitvoeringsverordening (EU) 2018/1882 zijn vastgelegd, zijn in Nederland in de nationale wetgeving ook een aantal andere dierziekten, zoönosen en ziekteverschijnselen aangewezen die meldingsplichtig zijn. In de Wet Dieren is daarnaast in artikel 5.10 de mogelijkheid opgenomen om voor een nieuwe dierziekte een meldings- en bestrijdingsplicht in te stellen als deze nieuwe dierziekte ‘een ernstig gevaar voor de volksgezondheid’ kan opleveren.

Het NVWA Incident en Crisiscentrum ( NVWA-NVIC) ( niet te verwarren met het  Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum (UMC Universitair Medisch Centrum (Universitair Medisch Centrum) Utrecht)) - coördineert de opvolging van meldingen van dierziekten. Als er een vermoeden is van bestrijdingsplichtige dierziekte of uitbraak van een zoönose, wordt een team van specialisten samengesteld (dierziektedeskundigen team) met o.a. een dierenarts van de NVWA en een dierenarts van de GD Gezondheidsdienst voor Dieren (Gezondheidsdienst voor Dieren ). Meer informatie over de opvolging van een dierziektemelding vindt u hier. Als er sprake is van een (verdenking) van een uitbraak van een ernstige bestrijdingsplichtige dierziekte of zoönose kan worden opgeschaald naar incident (NVWA houdt de regie) of crisis (ministerie van LVVN heeft de regie).

De NVWA meldt verdenkingen en bevestiging van besmettelijke dierziekten aan de burgemeester van de gemeente waarin de dieren in kwestie worden gehouden. Meestal gaat het over een veehouderij maar het kan ook een particulier zijn.

Bij NVWA-NVIC worden ook niet meldingsplichtige dierziekten gemeld. Het gaat meestal over zoönosen die mensen opgelopen hebben en waarbij de GGD de NVWA verzoekt om de bron te onderzoeken en de risico’s te minimaliseren. Deze taak hoort bij de NVWA in de rol als Staatstoezichthouder op de volksgezondheid. Omgekeerd geldt ook dat de NVWA de GGD op de hoogte stelt als een zoönose wordt gemeld.

Voedselgerelateerde uitbraken

De kans op overdracht van zoönosen via voedsel is groot. GGD’en kunnen uitbraken van zoönotische infecties met mogelijke voedselbron melden bij de NVWA en verzoeken om ondersteuning bij bronopsporing. Hiervoor kunnen zij het NVWA Expertisecentrum voedselvergiftiging (NVWA-ExpVV), via de Alimentair Consulenten, contacteren voor collegiaal overleg en verdere afstemming over bronopsporing.  NVWA-ExpVV coördineert de opvolging van dergelijke meldingen en is inhoudelijke gesprekspartner voor GGD’en. Daarnaast draagt NVWA-ExpVV  zorg voor het genereren en rapporten van data van bronopsporing van meldingen bij de NVWA. Meer informatie: rapporten van voedselgerelateerde uitbraken.
Burgers die ziek zijn geworden na het eten van voedsel kunnen dit melden bij het Klant Contact Centrum van de NVWA.

Berichtenservices

Rondom infectieziekten zijn er diverse berichtenservices beschikbaar. Twee hiervan zijn specifiek voor zoönosen. De berichtenservices zijn alleen voor professionals in het infectieziektenveld.

In het signaleringsoverlegzoönosen (SO-Z) beoordelen deskundigen uit zowel de humane als de veterinaire sector op gestructureerde wijze regionale, landelijke en internationale signalen van (mogelijk) zoönotische aard afkomstig uit verschillende sectoren en dierreservoirs. Maandelijks komen via een e-mailbericht relevante signalen beschikbaar voor professionals. U kunt zich hiervoor inschrijven door u aan te melden via de link. Ook kunt u dan het archief van het SO-Z Signaleringsoverleg zoönosen (Signaleringsoverleg zoönosen ) en vetinf@ct raadplegen.

Bij het RIVM wordt er wekelijks overlegd over signalen vanuit de humane infectieziekten (signaleringsoverleg, SO). Dit betreft uiteraard ook regelmatig zoönotische infectieziekten. Via e-mail kunt u een wekelijks een overzicht van de belangrijkste besproken signalen ontvangen. Zie voor meer informatie onderstaande link naar SO. Voor meer informatie over signalen over antimicrobiele resistentie in ziekenhuizen, zie link naar SO-ZI/AMR.

Daarnaast zijn er e-mail berichtenservices voor specifieke professionals zoals vetinf@ctinf@ct en labinf@ct. Met name vetinf@ct is gericht op zoönosen, maar ook inf@ct en labinf@ct betreffen incidenteel zoönosen.

Arbo-infact is een gezamenlijk initiatief van het NCvB en het CIb. Arbo-infact baseert zich op het eerder genoemde Infact. Informatie die ook relevant is voor arboprofessionals wordt voorzien van een bedrijfsgezondheidskundige aanvulling en aan geabonneerde arboprofessionals toegestuurd. De Arbo-infactredactie maakt onderdeel uit van de redactie van het Kennissyteem infectieziekten en arbeid (KIZA). Het NCvB/KIZA verzorgt de technische ondersteuning.